Peulenschillen
Op de VS heb ik het nooit zo gehad. Het branie-achtige en
opschepperige weerhield me ervan teveel sympathie te koesteren. Toch kwamen er
vrienden op Facebook. Hij was er één van. Zijn profielfoto was opvallend. Met
een rode toga en gouden lauwerkrans van toen hij in een passiespel Pontius
Pilatus speelde. Jaren later bleek het succes nog steeds niet gezakt. Zijn
ouders waren dominee in een Baptistenkerk. Vrij strenge christenen. Dat werd
pas echt een probleem toen hij opbiechtte gay te zijn. De bijbel werd nog net
niet op tafel gelegd, maar zijn ouders waren ‘not amused’. De relatie bekoelde
toen hij geen water bij de wijn bleek te willen doen, ze zetten hem het huis
uit. Te machtig om uit te leggen aan de geloofsgemeenschap die ze wekelijks
voorgingen. Hij zocht zijn eigen weg. Jaren verder bleek hij een hartafwijking
te hebben. Niet langer haalbaar om zijn werk te doen verviel hij in een karige
uitkering. Ik las zijn berichtje online. Hij werd zonder pardon uit zijn flatje
gezet, waar hij 24 jaar woonde. De man panikeerde. Wat nu? Geen spaargeld,
zorgen om de gezondheid en de tijd liep. Hij riep op tot steun, financieel wel
te verstaan. Het riep weerstand bij me op toen ik het las. Hè verdorie, wat
vervelend…toch zette het me aan het denken. Geen mensen die voor hem konden
sjouwen met huisraad, iets wat hem verboden werd door de arts, te gevaarlijk.
Geen verhuiswagen en chauffeur. Ik informeerde voorzichtig wat hij dan wel had.
Nou ja, voor 500 dollar kon hij het net allemaal regelen. Maar ja, eerst een
plek om het spul naar toe te brengen en er te kunnen wonen. Ik verplaatste me
zich in zijn situatie. Mijn hemel, je trots te moeten vergeten en te vragen om
hulp omdat je verder geen uitweg ziet. In een zo’n rijk land. De huurbaas niet
te vermurwen. Het lukte hem om een woning te vinden met goeie huurprijs,
betaalbaar. Toen kwamen er giften van mensen die hem kenden. Ik herinnerde me
dat ik ooit iets gedaan had voor iemand daar, die me een bedrag in dollars had
betaald ervoor. Die moesten nog ergens zijn toch? Ik had ze niet willen
omwisselen, de premie voor het omzetten maakte het niet aantrekkelijk. Ik vond
ze, vergeten in mijn la bijna. Besloot ze op te sturen, als aardige geste. In
een kaart gevouwen, onzichtbaar, met enkele vriendelijke woorden. Het resultaat
was mooi. Hij bedankte me voor de royale geste(ik had hem niet het bedrag
genoemd, enkel dat het onderweg was en of ie a.u.b. me wilde laten weten als
het aankwam) Blij met ongeveer een tiende van het bedrag. Een woning nu, een
verhuiswagen en een chauffeur met sjouwers en vriendelijke buurtgenoten die
voor hem inpakten! Mijn kaart bleek hij naderhand ingelijst te hebben als
aandenken aan de vriendelijkheid van mij en zijn diepe dankbaarheid. Niet het
geld maar vooral ook het medeleven zorgde voor nieuwe hoop en vertrouwen in de
mensheid en het leven. De foto toonde de kaart in het lijstje aan de muur op
een prominente plek. Het ontroerde mij…nou, nou, beetje minder kon ook wel.
Toch blij voor hem.
We keken tv. De oorlog in Syrië, gedomineerd door meerdere
partijen kwam zo de huiskamer binnen. Het verstoorde de vrede hier. Ik had al
opgegeven om het te begrijpen. IS, de rebellen, Assad en het leger. En dan het
buitenland, de VS en Rusland, Turkije. Hoe kon dit in godsnaam? Vanuit
schijnbaar niks naar deze puinhoop. Gewonden, ontploffingen, huilend en bloedend,
ontzetting en vluchtende mensen.
Hardop vroegen we ons af, wat we hier mee konden. De
verbijstering over zoveel ellende. En de vlucht die heel hordes mensen namen,
weg, weg. De aankomst en ontzetting van landen die overrompeld werden. Afkeer,
weerstand. Ik dacht terug aan de oorlogsverhalen van mijn ouders, mijn
grootouders.
Veel konden we niet. Maar er was wel contact met mensen van
daar, die inmiddels hier woonden. Opvangcentrum, AZC, het maakte niet uit. Voor
hen was het allemaal ‘kamp’. Weerstand van medelanders, die bang waren en
eigenlijk wilde dat het probleem verdween en de mensen die er bij hoorden.
Maar…we hadden het over mensen…We konden geen politieke macht laten gelden, behalve
protestbrieven ondertekenen, die naar verre machthebbers gingen. We houden
jullie in de smiezen. Wapenhandel, machtsspel, bluf, verraad. Dichtbij mensen
die praatten over niks anders. Wat ons opviel was het zij-gevoel. We raakten
aan de praat met ‘hen’. Syrische mensen. Via Facebook, maar ook op straat of
het station. Een glimlach, gebroken Engels, handen en voeten. Luisteren,
vragen. Opeens bleken het mensen te zijn. Met een gewoon of goed leven daar,
met dromen, wensen en vrienden, familie, banen, studies. Ze lieten have en goed
achter, geliefden, vertrouwdheid. In de hoop rust te vinden, veiligheid, kansen
hier. De oorlog kreeg een ander gezicht. We lieten het dichtbij komen en zagen
vele gezichten.
Ook hij. Gescheiden. Zijn ex-vrouw bleef achter in Turkije
met hun zoon. Hij kwam via de eerste opvang hier en verhuisde daarna naar
Brabant. In een oud klooster kreeg hij een plekje. Minikamer met toilet en
douche. De helft van zijn geld ging elke maand op aan de huur. Wat geld naar
zijn ex en zoon daar. En sparen voor het vliegticket. De IND eiste een
dna-test, zodat ze zeker konden zijn, dat het zijn eigen zoon was die naar hier
zou komen. Wel zelf betalen…Geen hond wou met hem praten of koffie drinken in
dit dorp. Zijn Syrische vrienden verspreid over Nederland. Geen geld voor
treinticket. De eenzaamheid verstikte hem. Piekerend door zijn dagen en nachten.
Hij had zijn naam veranderd. Sinds het afzweren van de islam wilde hij niet
naar de stichter meer heten. Zijn foto toonde een vriendelijk gezicht met
intelligente ogen. De waarheid was dat ie het leven niet meer zag zitten. Zijn
creditkaart liep op naar nul. Het geld voldeed niet, wat ie ook probeerde. Zijn
nieuwe Nederlandse vriend die hem opzocht, begreep dat. Hij had immers vroeger
ook zoiets gevoeld. Door zijn partner bedrogen in het zelfde schuitje.
Overleg met zijn huidige wederhelft bracht uitkomst. 250
euro om het ergste leed te verhelpen. Het bedrag deed zijn Syrische vriend wel
10 keer bedanken. Hij had zijn bankrekening laten zien om aan te tonen dat hij
niet loog. Niet nodige, zei zijn vriend. Je bent niet alleen met je sores. Ik
kan niet elke maand zoiets doen, dat begrijp je. Maar nu kun je gerust zijn. De
Syriër knikte.
De trotsheid had hij met grote moeite weggemoffeld. In dit
vreemde koude land hunkerde hij naar een teken van begrip, van empathie dat
zijn eenzaamheid en wanhoop wat zou verlichten. Zijn donkerste gedachten naar
de achtergrond zou verdrijven.
De man had er thuis over gesproken. Zijn partner had
geluisterd. En volledig toegestemd in het plan. Wat erg, zeiden ze tegen
elkaar. Mijn hemel, hoe rijk zijn wij? En we beseften het niet, niet echt. De
anderen spiegelen ons voor, hoe rijk. Maar ook de vriendschap. En de kans om
iets te doen aan de misère en het verdriet. Een klein stukje vrede. Ach, die
gebaren en dat stomme geld. Eigenlijk een peulenschil voor ons. Niet voor hen.
Op vriendschap staat geen prijs. Morgen kan ons het zelfde gebeuren. Geen mens
is veilig, waar dan ook. Al denken we van wel.