woensdag 15 juli 2015

Prentenboek



Aangezien het weer flut was, besloot ik per bus naar de stad te gaan. Daar 'deed ik mijn ding' en wandelde binnen afzienbare tijd weer het busstation binnen. Ik kwam er vroeg aan. Op het bord zag ik dat mijn bus nog moest arriveren. Ik liet me op een bankje zakken onder de overkapping. Rondom mij allemaal mensen, tenminste dat scheen zo te zijn. Niets was minder waar. Na een grondige verbouwing had men een achtergrond aangebracht achter de bankjes waarop afbeeldingen gedrukt van mensen. Allerlei types zoals een moeder met jengelende kinderen, een bejaard echtpaar, een magere student met rugzak en iPod, een meisje met knuffel en een kittig geklede stewardess. Ook vond men het nodig om muziekboxen te installeren, zodat de wachtenden getrakteerd werden op de klanken van klassieke muziek. Dat schijnt dan vervelende jongeren, hangende daklozen en drugsverslaafden en zo op afstand te houden, omdat die per definitie op afstand blijven van zulke oorstrelende muziek. Toch kan die ook op je zenuwen werken, mocht je er lang moeten wachten.
Helaas zat het er vol met rokende mensen. Maar de bus stond al snel voor.
Eenmaal binnen keek ik rond. Enige meiden voorin, met wat andere mensen. Achterin jongens, die blasé voor zich uit keken. Ik heb altijd het idee, dat ze onbewust denken dat dat stoer is. Wat het natuurlijk niet is. Tussen al die jongeren enige ouderen of mensen van iets gevorderde leeftijd.
Het schommelen van de bus, gecombineerd met het trillen van de motor, doet me vaak wegzakken in een soort trance-achtige toestand. Vaak moe ook laat ik me gaan en droom wat weg. Zo ook nu.
Een paar bankjes voor mij zat een vrouw van rond begin 50. Haar ogen stonden strak, bruin, en haar haar was gekleurd in een koperachtige tint oranje. Opgemaakt, mooi in de kleren, een suede jasje. De huid gebruind door de zon. Haar blik was wakker. De lijntjes onder en boven haar ogen accentueerden de felheid van haar blik. Ze deed me aan een havik denken. Maar de vorm van haar hoofd en gezicht weer aan een Egyptische godin. Het leek net of ze de vrouwenliefde was toegedaan, maar heel zeker weet je dat nooit. Even later keek ze geamuseerd naar de twee jonge vrouwen tegenover haar. Ze volgde het gesprek tussen die twee. En mengde zich er in, toen ze iets aan haar vroegen. Ze was duidelijk blij dat ze iets kon uitleggen, de vergenoegde ogen verraadden dat.
Aan de andere kant zat een man. Oud al. Gekleed in een beige-achtige regenjas. Zijn haren waren pluizig en staken eigenwijs rond. Het gezicht verweerd. De ogen lagen diep in de kassen. Borstelige wenkbrauwen erboven. Hij richtte zijn blik constant op de ogen tegenover hem. Zijn vrouw? Zijn minnares? Zijn zuster? Het betrof een klein onooglijk dametje, niks bijzonders om te zien. Haar kleding nikszeggend, een doffe uitstraling. In een kamer zou ze onmiddellijk opgaan in het interieur en niet eens opvallen door welke aanwezigheid dan ook. De man echter keek vrij slim uit zijn ogen. Alsof ie de boel constant scande op onraad en gevaar. Hij deed me denken aan Ivanhoe. Niet aan de ridder zelf of de acteur die hem speelde, maar diens hulp. In de oude zwartwit serie op tv waren een aantal types in het bos bezig. Ze hakten en zaagden(of waren die er nog niet in de Mideeleeuwen) er lustig op los. Als de page van Ivanhoe zijn naam scandeerde over de groene heuvels, ergens in Engeland, liet de meute de bijlen eerst zakken, flikkerde ze in de bosjes en togen als één man over sloten naar de oerkreet toe, waar Ivanhoe blij wachtte op zijn schimmel, in vol ornaat. Even later scheurde het spul, nu allen te paard, in de rondte om adellijke weduwen en wezen te schermen en onverlaten een kopje kleiner te maken. Eén van hen, Gurth geheten, was de hoofdhulp van de koene ridder. Zoiets als de hoofdpiet van de Sint. Hij had dezelfde stugge kop met de kin als een strijkijzer als de man in de bus. En de diepliggende ogen met borstels erboven. Geen wonder dat de man in de bus nog steeds in de rondte keek of hij iets zag of hoorde.
Schuin naast me zat een mevrouw. Ze had haar haar zorgvuldig gekamd en met haarlak de boel in een onberispelijke vorm gekregen. Haar lieve ogen stonden dromerig. De kleding was met zorg gekozen,  netjes en beschaafd, stak mooi af bij haar donkere huid en zwarte haar. Ook de sieraden waren bescheiden, maar complementeerde haar. Ik denk dat ze christelijk was en regelmatig in een kerk vol medegelovige uit d'r dak ging met een flinke hoed op en zingend en swingend. Maar voor nu hobbelde ze in de bus. Haar stem was zacht alsof ze zich bijna onbewust wilde excuseren voor haar aanwezigheid. Verder zei ze niet zoveel tegen de vrouw naast haar.
Eén jonge vrouw viel me nog op. Ze had lang blond haar. Haar gezicht was iets mollig, net als haar hals. Toen ze opstond, zag ik haar glimlach. Net een Italiaanse uit de Renaissance-tijd. De zus van Mona Lisa. Mooi, zacht, maar net ietsje minder opvallend. Leonardo da Vinci zou haar overgeslagen hebben. Maar ze ging gewoon door met leven. Want haar vriend zag wel de voordelen en de schoonheid van de vrouw. En samen kregen ze een gezin en vonden geluk.

Ach, de bus draaide weer af, de straat in waar ik aan woon. Ik pakte mijn kaart om uit te checken. En drukte op de knop om aan te geven dat de chauffeur diende te stoppen. Dat deed ie niet. Nou ja, pas op het laatste moment. Ik was blij dat ik met mijn tassen nog zat, iets wat ik meestal niet doe. Zo kon ik gewoon overeind komen, uitchecken en uitstappen.
Lopend naar huis moest ik glimlachen. Een bus vol mensen. Allemaal met hun eigen verhaal. Allemaal een eigen 'plaatje'. Waar ik over kon fantaseren. Net een prentenboek vol. Ik draaide de bladzijden om. En iedere keer kwamen er figuren omhoog, die ik kon bekijken. En waarover ik me verwonderde..